maandag 15 januari 2018

Dag 253: Vinarós - Alcalà de Xivert

Heel lang klimmen, 34 kilometer en 180 hoogtemeters.

Vannacht stond ik voor op een verwilderd stuk grond tegen wat olijfbomen aan. De verschraalde olijven hingen zelfs nog aan de boom. Om er te komen moest ik me een weg banen door metershoog onkruid, dus op voorhand wist ik al dat de kans om gestoord te worden minimaal zou zijn.


Om te vertrekken wil ik het veld aan de andere kant verlaten, maar dat lukt niet. Op mijn pad staat namelijk een ondoordringbare muur van doornstruiken. Er zit dus niets anders op dan terug te keren naar de plek waar ik gisteren het veld betreden heb.

Hierdoor kom ik wel het veld uit vlak bij een supermarkt, dus besluit ik gelijk maar mijn inkopen te doen, heb ik dat vast gehad. Het is een hypermarkt, dus kan ik de beentjes mooi een beetje loswandelen.

Na de boodschappen gaat het weer zuidwaarts, met de zon in het gezicht dus weer. Ik bevind me trouwens nu even niet op de N340, maar op de N340a. Die komt en gaat op diverse delen van het traject en volgt volgens mij de oorspronkelijke route van de N340, daar waar de N340 zelf verplaatst is naar buiten de stad.

Nu staat er op de N340 om de kilometer een bordje met daarop de afstand tot Cádiz. Bordjes die mij dus in staat stellen om af te tellen en ik begroet ieder bordje dan ook, want bij ieder bordje ben ik weer wat dichter bij Cádiz. De bordjes aan begin en eind van een stukje N340a zijn echter mijn favoriet, omdat deze zo heerlijk specifiek zijn.


Voor de liefhebbers, in het veld naast het bordje verbouwen ze artisjokken. Na sinaasappels en olijven het derde product in deze regio volgens mij, nog voor appels, mandarijnen en citroenen.

Met het verlaten van de N340a en het betreden van de N340 kom ik ook aan de voet van de langste klim die ik ooit heb gehad. Maar liefst zeventien kilometer gaat het omhoog, met het enorme stijgingspercentage van 1% gemiddeld.

Oh nee, wacht. Dat is natuurlijk helemaal geen enorm stijgingspercentage. Uiteindelijk blijkt de eerste helft van de klim toch nog een beetje gemeen te zijn, omdat dat stuk voortdurend op en af gaat met af en toe steile stukjes omhoog. Op dat stuk heb ik ook nog last van de tegenwind, dus ik moet nog even goed aan de slag.

Het tweede deel is gelukkig wel eenvoudig. Mooi geleidelijk en de wind valt ook nog eens weg, waardoor ik lekker door kan trappen naar het plateau bovenop deze heuvel.

Nu vond ik het de laatste dagen al erg druk met vrachtverkeer op deze weg, maar wat me hier voorbij komt razen slaat werkelijk alles. Op dit stuk kun je beter spreken van een file met een snelheid van 80 kilometer per uur, dan van verkeer. Helemaal opvallend daarbij zijn het aantal vrachtwagens die auto's vervoeren en dan ook nog beide kanten op. Net alsof ze de auto's die ze in het zuiden verkopen in het noorden maken en vice versa.

Eenmaal bovenop het plateau en vlak voor Alcalà de Xivert mag ik ook nog weer genieten van een fantastische zonsondergang. In Alcalà zelf trouwens een prachtig uitgelichte oude toren, maar die wil niet mooi op de foto van een afstandje.


Direct na Alcalà de Xivert begint de afdaling die een stuk steiler en dus ook korter is dan de klim, maar daar pak ik vandaag maar een klein stukje van mee. Ik heb namelijk mijn oog laten vallen op een veldje vlak na de top.

Het kleine stukje dat ik moet afdalen is echter niet prettig. Omdat ze hier de weg tussen de rotsen uit hebben gehakt verdwijnt namelijk de vluchtstrook die ik de hele dag voor mezelf heb gehad en kom ik op dezelfde rijbaan als de vrachtwagens. Snel pak ik een extra lampje om als een dolle naar achteren te seinen en dat heeft het gewenste effect. De file aan vrachtwagens gaat geen 80 kilometer per uur meer, maar past zich aan aan mijn snelheid, tot de vluchtstrook weer begint en ze me veilig kunnen passeren.

Nu leek het veldje dat ik op het oog had van boven gezien op Google redelijk vlak, de werkelijkheid is totaal anders. Daarover morgen meer. Gelukkig weet ik wel een mooi plekje te vinden en kan ik mijn tent op gaan bouwen.

Dat bouwen duurt wat langer, vanwege een tweetal redenen. Allereerst is de grond hier weer gortdroog, waardoor de haringen lastig de grond ingaan, ten tweede is er licht in vele vormen.

Op een paar kilometer afstand richting de kust, op een nog hogere heuvel, staat een mooi uitgelicht voormalig klooster, waar ik van geniet. Boven me is het helemaal feest, met een ongekend heldere sterrenhemel en verder landinwaarts is het ook bijzonder.

Verder landinwaarts is het namelijk bewolkt, maar dan wel bewolking met een vreemde gloed. Een beetje alsof het de lichtvervuiling is van een enorme stad, maar daar is helemaal geen stad. De zon is het ook niet, want die is al onder, hoewel het wel het weerkaatste licht van de zon is. De laag wolken heeft precies de juiste dikte om een roodachtige goed van de maan door te laten, zonder de maan zelf te kunnen zien of aanwijzen als lichtbron. Het resultaat ziet er een beetje uit alsof het licht van een stad van goud, verstopt tussen de heuvels, weerkaatst op de wolken.

Wie weet begonnen zo vroeger wel de verhalen over de zeven legendarische steden van Cibola. Want hoewel veel mensen denken dat Cibola Amerikaans is, zouden deze steden zich eerst in Spanje hebben bevonden voor men in Amerika ging zoeken. En als ik het dan toch over goud heb, laat ik dan ook maar met dat thema afsluiten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten